Ik stond in de winderige hal van De Moriaan in Wijk aan Zee boeken te verkopen voor Schaak- en Go Winkel Het Paard. Het was rustig, een doordeweekse dag, weinig publiek, ergens eind jaren negentig. Ik had mijn boeken en schaakspellen op twee tafels uitgestald en las ondertussen een studieboek over de historische ontwikkeling van de Oost-Slavische taalfamilies.Opeens merkte ik dat een klein mannetje bezig was op een lege tafel naast mij een aantal houten, handgemaakte schaakspellen op te zetten. De man had een onmiskenbaar Oost-Europees uiterlijk, maar was geen deelnemer aan de A- of B-groep. Hij had een donker snorretje en droeg een ouderwets leren jasje. Een secondant misschien?
Foto: wikipedia
De man had kennelijk gezien dat ik een boek over Slavische talen aan het lezen was, want hij sprak me in het Russisch aan. Of hij zijn schaakspellen naast mij mocht neerzetten, en of ik ze misschien zelfs voor hem wilde verkopen - natuurlijk zou ik een deel van de winst krijgen! Ik zei dat dat wel mocht. Hij stelde zich voor - en opeens herkende ik hem ook: het was dezelfde man die ik de dag ervoor al gezien had bij het jaarlijkse snelschaaktoernooi in De Moriaan, en die steeds in het gezelschap was geweest van een jong meisje - Alexandra Kosteniuk, tegen wie ik ook gespeeld had. Ze moet nog vrij jong geweest zijn, want ik won tamelijk gemakkelijk - tot haar en zijn grote ergernis. Het was haar vader natuurlijk.Des te opmerkelijker vond ik het dat hij mij nu zo spontaan aansprak. Wilde hij iets van me, behalve dat ik zijn schaakborden verkocht? Hij bood me een kop koffie aan en maakte een praatje over de politieke situatie in Rusland en de moeilijkheden van het vinden van geschikte toernooien voor zijn dochter. Daarna moest hij weg - kijken bij Alexandra, ongetwijfeld.De volgende dag was hij er weer. Hij kwam naar me toe en zei dat hij 'zaken' wilde bespreken. Ik woonde in Amsterdam, nietwaar? Ik beaamde dat. Wist ik in Amsterdam misschien een winkel waar ze [onverstaanbaar] verkochten? Wat bedoelde hij? Walkie-talkies? In elk geval geen mobiele telefoons - die waren er toen trouwens nog bijna niet.Hoewel ik nog steeds niet helemaal begreep wat hij wilde, zei ik dat ik zo'n winkel misschien wel wist: in de Bilderdijkstraat, vlakbij mijn oude werk, zat destijds een winkel waar ze alle mogelijke elektronische communicatieapparatuur verkochten. Mooi, dan wilde hij graag ik dat ik met hem meeging naar die winkel, morgen, op de rustdag, en dat ik aan de verkoper in het Nederlands zou uitleggen wat hij wilde. Dat ik zelf niet helemaal begreep wat hij precies wilde, leek hem helemaal niet te deren: we zouden er wel uitkomen.De volgende dag wachtte ik hem op bij het Victoria Hotel, waar de bus vanuit Beverwijk stopte. Het was een regenachtige, koude dag. Tot mijn verbazing stapte niet alleen vader Kosteniuk, maar ook Alexandra uit de bus. Ze gaf me een slap handje en hield verder haar mond. Pa Kosteniuk daarentegen praatte veel en sprak nogmaals de hoop uit dat we eruit zouden komen. Het werd mij steeds duidelijker dat de apparaten die hij wilde kopen, in Rusland nergens te krijgen waren. Waarom zouden ze in Amsterdam dan wel verkocht worden? In de tram had hij het over politieradio's en bandbreedtescanners. Ik begreep er weinig van. Alexandra zei de hele rit niets. Een verlegen, muisachtig meisje met een brilletje.De winkel was gelukkig open. Inmiddels had ik begrepen dat vader Kosteniuk op zoek was naar een bepaald soort politiescanners - waarvoor hij ze nodig had, daar durfde ik niet naar te vragen. De verkoper wist gelukkig wat hij bedoelde, liep naar achteren en kwam terug met twee apparaten. Ze kostten vijfhonderd gulden per stuk, maar vader Kosteniuk kocht ze direct, zonder ze zelfs maar uit te testen. Alexandra keek naar de grond. Vijf minuten later stonden we weer buiten. Hij bedankte mij meerdere malen en we dronken koffie in een caf?ɬ©. Alexandra zweeg nog altijd als het graf. Na de koffie bracht ik ze terug naar het station en even later stond ik alleen in de regen.De rest van de week stond ik ook weer boeken te verkopen in Wijk aan Zee, maar de Kosteniuks lieten zich niet meer zien.Een paar jaar later, toen Alexandra al de Anna Kournikova van het schaken genoemd werd, ontving ik opeens een e-mail van vader Kosteniuk. Hij vroeg hoe het met me ging, of ik de nieuwe website van Alexandra al had gezien (
http://www.kosteniuk.com/) en of ik wist dat ze een boek geschreven had. Het werd vertaald in het Engels en hij vroeg zich af of ik het wilde vertalen in het Nederlands. Ik antwoordde dat ik dat wel wilde, maar dat ik betwijfelde of er een markt voor was - Nederland was een klein land, het Nederlands een kleine taal. Geen probleem, hij zou me Alexandra's boek toesturen en dan moest ik maar kijken of ik er wat in zag.En inderdaad, twee weken later lag er een pakketje uit Moskou op het postkantoor, een boek getiteld
Kak stat' Grossmejsterom v 14 let (in het Engels vertaald als
How I became Grandmaster at age 14). Dat was meteen al niet waar - ze was
vrouwengrootmeester op haar veertiende. Ik vond het een curieus boekje, maar het leek me krankzinnig om het in het Nederlands te vertalen: er zouden nog geen honderd exemplaren van verkocht worden. Ik schreef dat in de meest tactvolle bewoordingen aan vader Kosteniuk, maar kreeg geen antwoord meer terug. Sindsdien heb ik niets meer van de Kosteniuks vernomen.Vorig jaar zag ik Alexandra weer in Wijk aan Zee. Hetzelfde brilletje, vrouw geworden. Ook nu vond ik haar nog een schichtige indruk maken, maar de kranten hadden het over
chessbabes en
glamour girls in het schaken. Ze werd zelfs ge?ɬØnterviewd voor de televisie. Ik knikte haar toe vanuit het publiek. Herkende ze me? Het was al jaren geleden, zij had de hele wereld al gezien, was inmiddels veel sterker dan ik, en ik ging nog steeds iedere dag met de tram in Amsterdam. Ze keek dwars door me heen. Ze had het gemaakt. Ze was een ster.Zouden die politiescanners nog nuttig geweest zijn?