Dutch Special: Paul van der Sterren's memoirs
Our most faithful readers know that (very) occasionally we pay attention to a chess publication in the Dutch (our native) language, when we feel we cannot leave it unmentioned. This is one of those moments: the publication of Dutch GM Paul van der Sterren's memoires. A must-read for Dutch chess fans, and therefore reviewed in Dutch.
Zo'n twee weken geleden plofte Zwart op Wit. Verslag van een schakersleven op de mat – ja, plofte, want het is een groot en dik boek hoor. De memoires van Paul van der Sterren, want daar hebben we het over, beslaan maar liefst 496 pagina's (op een bladspiegel va 25,5 bij 17,8 cm, wat ongeveer overeenkomt met de grootte van een iPad).
Voor het openslaan wordt eigenlijk al duidelijk dat het om een bijzonder boek gaat. Als tweede (!) ondertitel, naast een mooie, zwart-wit portretfoto, lezen we: 'Vertaald uit het Pe5xf7!? door Paul van der Sterren' – een voorbeeld van de eigenzinnigheid die we nog vaak zullen tegenkomen. Bovendien komt eigenlijk meteen al naar voren wat een belangrijke doelstelling van de auteur lijkt te zijn: het 'vertalen' van de complexiteit van het schaakspel – nee, de schaker – naar de taal van alledag.
In de internationale schaakwereld geniet de 55-jarige Paul van der Sterren beperkte bekendheid: zijn gedeelde tweede plaats in het kandidatentoernooi van Biel en daaropvolgend verlies van zijn match tegen Gata Kamsky dateert van alweer achttien jaar geleden, een generatie. Echter, zijn betekenis voor de Nederlandse schaakscene is niet te onderschatten en alleen daarom al zijn zijn memoires van grote waarde.
Het allereerste begin ('Wanneer ik sterf is het onwaarschijnlijk dat iemand een strijkkwartet te mijner nagedachtenis componeert. Daarom doe ik het zelf.' – Dmitri Sjostakovitsj) getuigt van Van der Sterrens bescheidenheid, maar gelukkig heeft hij daaroverheen weten te stappen want anders was het boek er wellicht nooit gekomen!
Desondanks spreekt de auteur vervolgens in 'Hoe dit boek tot stand kwam' wel onmiddellijk van een 'uitleg' en zelfs 'rechtvaardiging', alsof hij gedurende het schrijfproces toch niet helemaal zeker van zijn zaak was. En zeg nou zelf, wat nodigt er meer uit tot lezen dan een boek waarvan de auteur zich aan het begin afvraagt of het wel in uw handen zou moeten liggen?
Het idee voor een terugblik op mijn schakersbestaan of op zijn minst een partijenverzameling vatte ik al heel vroeg op, maar schroom en de aandacht die mijn actieve schaakcarrière van me vroeg weerhielden me er jarenlang van om er werk van te maken. In 1999 kwam er beweging in deze impasse (…) Sinds die dag stond het voor mij vast dat ik iets zou gaan schrijven, niet zozeer uit ijdelheid – want ik geloof niet dat ik er nou zo goed vanaf kom in dit boek – maar als een soort afscheidsgroet aan de schaakwereld die zo lang de mijne geweest is.
Van der Sterren had pas echt de tijd om ervoor te gaan zitten na de afronding van zijn serie De Wereld van de Schaakopening in 2006. Hij legt uit dat hij alle ca. 3000 partijen die hij bewaard had, opnieuw ging naspelen en oude krantenknipsels, tijdschriften, dagboeken en aantekeningen ging doorlezen.
Het resultaat was dat zich als vanzelf verhalen begonnen te vormen in mijn hoofd, verhalen over wat er vróeger door mijn hoofd was gegaan en verhalen over de verwondering die er nú door me heen ging bij het herbeleven van al dit ooit meegemaakte.
En zo is duidelijk wat voor boek Zwart op Wit is: een combinatie van verhalen en partijanalyses, in de traditie van goede schaakbiografieën.
Van der Sterren maakt een principiële keus bij het presenteren van zijn partijen: hij besloot geen computerprogramma's te gebruiken voor het checken van zijn analyses. Zijn argument:
Mijn schakersleven speelde zich af vóór hun tijd, zoals het toen ook nog niet de tijd was van Magnus Carlsen en Anish Giri.
Dit is natuurlijk slechts ten dele waar; Van der Sterren speelde toernooien en NK's tot voorbij de eeuwwisseling, terwijl de schaakprogramma's natuurlijk al flink wat jaren daarvoor hun intrede hadden gedaan – Kasparovs nieuwtje in het Open Spaans tegen Anand in 1995 was zo'n beetje het eerste voorbeeld van een winstpartij (met torenoffer!) die volledig thuis met de computer voorbereid was.
Maar Van der Sterren is nooit een groot fan geweest van schaakengines dus zijn aanpak verbaast niet. Toen de KNSB, onder leiding van Sytze Faber, met het onzalige idee kwam om een computer te laten meedoen in het Nederlands Kampioenschap in 2000 was Van der Sterren de enige speler die weigerde tegen 'Fritz SSS' te spelen, daarmee niet meedelend in de 70.000 gulden extra prijzengeld die met de deelname van de computer gemoeid was. (Manuel Bosboom drukte zijn afkeer uit door tegen Fritz na vier zetten op te geven.)
Het is interessant om te lezen wat deze affaire deed met Van der Sterren (en hoe zijn voorbereiding er destijds uitzag):
(…) ik probeer me zoveel mogelijk af te sluiten voor alle commotie. Ik tref het dat ik direct vóór het toernooi in Naarden een tiendaagse meditatietraining kan doen, zodat ik niet thuis ben als de druk van de media een hoogtepunt bereikt. (…) En of het nu aan die retraite ligt of aan de stroomstoot die Fritz me gegeven heeft, het wordt het beste kampioenschap dat ik in jaren en jaren gespeeld heb.
Overigens schrijft Van der Sterren later in zijn boek dat hij het wel degelijk geprobeerd heeft: in 1999 kocht hij een computer en ging hij een beetje met Fritz in de weer. Deze technische ontwikkelingen kwamen echter tien, vijftien jaar te laat voor hem.
Dat het voorwoord uit een (slechts drieregelig) gedichtje bestaat werd hierboven al duidelijk. Daarop volgen twee nauwelijks gevulde pagina's met 'Begin' en 'Opnieuw': de schrijver begint, een symbolische uitgever weigert het manuscript, wil meer 'bloed, zweet en tranen' zien en de schrijver begint opnieuw. En dan begint het boek pas echt, en de lezer zit al midden in wat een bijzondere ervaring gaat worden.
En inderdaad zit het boek vol met verhalen. Geweldige verhalen, ontroerende verhalen en vooral: herkenbare verhalen. De eenzaamheid van het alleen naar een toernooi gaan, de onvermijdelijke conclusie dat je over je top heen bent, het willen focussen op 'niet verliezen' in plaats van op winnen (waar Van der Sterren zelfs een term voor heeft: baselinen).
Het boek zit vol met scherpe observaties. Elke topsporter zal het met Van der Sterren eens zijn als hij zegt dat een hekel aan verliezen noodzakelijk is om hogerop te komen. Ik ben het met hem eens dat 'hoofdklasse' gewoon een mooier woord is dan 'meesterklasse'. En wist u dat er twee vormen van tijdnood zijn; gezonde en ongezonde tijdnood?
Een rode draad door het boek, en de belangrijkste reden waarom dit boek gelezen móét worden, zijn Van der Sterrens beschrijvingen van wat ik maar de schaakhaat zal noemen. Elke schaker kent het: het gevoel van verliezen, de teleurstelling over het eigen spel, maar ook: de vertwijfeling over de hele schaakwereld, en of je daar wel bij hoort, of wilt horen. Of je wel in een zaal vol zwetende mannen houten poppetjes wilt zitten verschuiven terwijl buiten de zon schijnt en mensen tennissen of voetballen.
Op pagina 26 komen we hier voor het eerst mee in aanraking, als Van der Sterren beschrijft dat hij tegen alle verwachtingen in er niet in slaagt zich via het Limburgs Jeugdkampioenschap te plaatsen voor het NJK.
En zo maak je kennis met een verschijnsel dat je nog vaak zult tegenkomen: mislukking, de onvermijdelijke schaduwkant van succes.
Mijn verhouding tot dit fenomeen is altijd een merkwaardige geweest. Ik kon soms diep vallen, te diep eigenlijk. Misschien was ik zonder het te weten wel gefascineerd door het intense gevoel van ontreddering, van naaktheid, leegte zelfs, dat zich in zo'n situatie van je meester maakt. Of was het juist het heerlijke gevoel van er weer bovenop komen, wat me onbewust altijd heeft aangetrokken? Alsof je in een put valt, maar vanaf de bodem onmiddellijk weer terugstuitert. De roes van het weer omhoog schieten, het opnieuw geboren worden van je zelfvertrouwen en je identiteit. Substituut voor de roes van het echte succes?
Wie zal het zeggen? Feit is dat er stabielere spelers zijn geweest dan ik. Toch denk ik niet dat ik met ze had willen ruilen.
Zo'n tien jaar later gaat het er inmiddels, zo nu en dan, nog heftiger aan toe.
Toch beginnen omstreeks deze tijd de signalen steeds nadrukkelijker en frequenter te worden dat er zich ergens in de diepten van mijn bewustzijn een soort depressie aan het vormen is.
(…)
En daarmee gaat ook de slinger van het emotionele uurwerk heftig op en neer, is een beetje op hol geslagen eigenlijk. Ik krijg last van duizelingen en vermoeidheid. Doktersbezoek, vage klachten, geruststellende woorden, aspirientje.
Naar aanleiding van zijn partij tegen Hans Ree tijdens het OHRA-toernooi in 1984:
Ik heb gehuild na deze partij, iets wat ik – voor zover ik me kan herinneren – bij geen enkele andere ramp uit mijn schakersleven heb gekund of nodig heb gehad. Maar het verdriet dat me hier overvalt, om de nederlaag, om de vergeefsheid van mijn inspanningen, om wat ik mijn arme Damegambiet heb aangedaan, om mijn vastgelopen carrière, om alles en alles en alles, het komt er als een waterval uit.
De carrière van de auteur, en daarmee het boek zelf, heeft 1993 als middelpunt. Alles staat in het teken van 'voor 1993' en 'na 1993'. Het eerste deel leest als een bijzonder eerlijk, spitsvondig geschreven jongensboek waarvan je weet dat je de nodige hoogtepunten gaat tegenkomen: de meestertitel, Nederlands kampioen, de grootmeestertitel en uiteindelijk het succes in Biel. Het tweede deel is het deel van de terugval, van de terugkeer van de fouten, van de nieuwe teleurstellingen (maar ook successen) en de steeds verdere verwijdering uit de schaakwereld.
Het geheel leest als een fascinerende kijk in de keuken van een grootmeester die gedurende zijn hele carrière te maken heeft met hoogte- en dieptepunten, en dit misschien wel beter dan ooit te voren (zeker in de Nederlandse taal) heeft verwoord. Je raakt betrokken, je leeft mee en je herkent als schaker ontzettend veel van zowel de euforische als de pijnlijke momenten.
In de partijcommentaren is de zelfkritiek niet van de lucht; Van der Sterren doet vrijwel louter oprechte observaties.
Dit is het soort openingsbehandeling dat typerend is voor Predrag en waarmee hij me in die tijd tot wanhoop wist te drijven.
Om een idee te geven volgen hier de volledige annotaties van de partij tegen de toen 21-jarige Boris Gelfand, volgend jaar uitdager van Anand om de wereldtitel.
[Event "OHRA-B"]
[Site "Amsterdam"]
[Date "1989"]
[Round "?"]
[White "Van der Sterren, Paul"]
[Black "Gelfand, Boris"]
[Result "1-0"]
[ECO "E97"]
[WhiteElo "2515"]
[BlackElo "2590"]
[Annotator "ChessVibes"]
[PlyCount "91"]
[EventDate "1989.07.??"]
[EventType "swiss"]
[EventRounds "9"]
[EventCountry "NED"]
[Source "ChessBase"]
[SourceDate "1990.04.01"]
{De laatste ronde. Voor mijn tegenstander gaat het om toernooiwinst. Hij staat
samen met Judit Polgar bovenaan, op een half punt gevolgd door Psachis en
Azmaiparasjvili. Omdat Boris tegen iedereen in de top van het klassement al
gespeeld heeft, ook tegen Illescas en Finegold die weer een halfje lager staan,
moet hij tegen mij worden ingedeeld, met anderhalf punt minder. Voor mij gaat
het nergens om, behalve om wat geld, prestige en Elo-punten (maar wat wil je
nog meer eigenlijk?). Toch onderga ik deze partij als een bijzondere
gebeurtenis. Na een onwennig, stroef begin ben ik in de tweede toernooihelft
aardig op gang gekomen. Ik heb het hele toernooi in vrijwel volslagen
anonimiteit gespeeld, maar in deze partij sta ik plotseling weer in het volle
licht van de schijnwerpers.} 1. Nf3 Nf6 2. c4 g6 3. Nc3 Bg7 4. e4 d6 5. d4 O-O
6. Be2 e5 7. O-O Nc6 8. d5 Ne7 9. Nd2 {Deze variant, die het beeld van het
Konings-Indisch nog jarenlang zou bepalen, kwam toen net in de mode. Het was
een van de eerste keren dat ik me eraan waagde.} a5 10. a3 Nd7 11. Rb1 f5 12.
b4 Kh8 13. f3 f4 ({Korte tijd later, toen ontdekt werd dat zwart hier beter
het flexibele} 13... Ng8 $1 {kan spelen, zou deze variant zo populair worden
dat deze stelling een tijdlang praktisch synoniem werd voor 'Konings-Indisch'.
Uiteindelijk werden de problemen zelfs zo groot (voor wit) dat 9.Pd2 vrijwel
verdween en iedereen op de volgende rage overschakelde: 9.b4.}) 14. c5 {Dit
pionoffer was al bekend.} ({Wit wil geen tijd verspillen aan voorbereidende
zetten als} 14. Nb3 {of}) (14. Na4 {en doet liever een (kleine) materiele
concessie dan een positionele.}) 14... axb4 ({Ambitieuzer is} 14... dxc5 15.
bxc5 Nxc5 {met de pointes} 16. a4 (16. Nc4 a4) 16... Ne6 17. dxe6 Qd4+ {maar
die laatste pointe was toen nog niet bekend.}) 15. axb4 dxc5 16. bxc5 Nxc5 17.
Nc4 b6 18. Ba3 Ba6 19. Bxc5 bxc5 20. Qc2 c6 ({Eerder was hier het voorzichtige
} 20... Bxc4 21. Bxc4 {en nu pas} c6 {gespeeld.}) 21. Nb6 ({Na de provocerende
tekstzet levert} 21. d6 {na} Nc8 {niets op. Ik meende echter een elegante
verbetering van dit motief te hebben gevonden.}) 21... Bxe2 22. Nxe2 Rb8 23. d6
$6 {Nadat ik deze zet had uitgevoerd zag ik onmiddellijk dat er iets niet
klopte.} ({Wit moet gewoon} 23. Qxc5 {doen.}) 23... Nd5 $2 {Spectaculair, maar
onvoldoende.} ({Met} 23... Qxd6 24. Rbd1 ({op} 24. Rfd1 {heeft zwart eenvoudig}
Qe6 25. Nd7 Rxb1) {en nu} 24... Nd5 $1 {had zwart de spijker op de kop
geslagen.} {Wit heeft niet beter dan} 25. Nxd5 cxd5 26. Rxd5 {waarna de remise
in zicht komt.}) 24. exd5 Rxb6 25. Qxc5 Rxb1 26. Rxb1 cxd5 27. Qxd5 {Nu staat
wit dankzij zijn sterke d-pion al vrijwel op winst. Gelfand gaat (weer)
onmiddellijk op zoek naar het actiefst mogelijke tegenspel.} e4 $1 28. fxe4 ({
Een neiging die ik in de loop van mijn carriere vaker heb vertoond:
materialisme. Sterker was} 28. Nd4) 28... Qf6 {Dreigt 29...f3.} 29. Rf1 Qe5 $2
({Veel beter was} 29... Rd8 {met de pointe} 30. d7 Qa6 $1 {en zwart dreigt
niet alleen 31...Dxe2 maar ook 31...Da7+.}) ({Misschien had Gelfand geen trek
in de steriele verdediging na} 29... Rd8 30. Nxf4 Qxd6 {maar dit eindspel moet
remise zijn.} ({niet} 30... Rxd6 $2 31. e5)) 30. d7 Rd8 31. Rc1 $1 {Nu is de
pion overweldigend sterk. Ik dacht gemakkelijk te gaan winnen, maar na zwarts
volgende zet raak ik in de war.} Qb2 {De kritische blikken van vrijwel alle
aanwezige grootmeesters, die deze partij met argusogen volgden, lieten me niet
onberoerd. Ik had de hele middag al vaak aan mijn partij tegen Nunn uit
Thessaloniki moeten denken, die onder enigszins verglijkbare omstandigheden
plaatsvond. Tot nu toe had ik de spanning goed van me af weten te houden, maar
hier werd het me toch te veel en lukte het me niet meer om objectief naar de
stelling te kijken.} 32. Kh1 $2 ({Aan de ene kant durf ik niet direct toe te
slaan met} 32. Rc8 $1 {waarschijnlijk omdat ik na} Qb1+ 33. Kf2 Qb6+ {het
antwoord} 34. Qc5 $1 {overzag,}) ({aan de andere kant wil ik me ook weer niet
'verlagen' tot een bescheiden verdedigingszet als} 32. Qd3) {Na veel te lang
nadenken kies ik de niet-zo-gulden middenweg tussen deze twee extremen in de
vorm van [de] oversubtiele [tekstzet]} 32... Bf6 $2 ({Mijn bedoeling was
natuurlijk geweest om op} 32... Qxe2 {onmiddellijk te winnen met} 33. Qg5 $1) (
{maar direct nadat ik 32.Kh1 had uitgevoerd zag ik} 32... f3 $1 {wat alles
weerlegt omdat nu op 33.gxf3 slaan op e2 wel mogelijk is.} {Wit zal moeten
vluchten in} 33. Rc8 $1 Bf6 34. Qf7 $1 fxg2+ 35. Kg1 Qb1+ 36. Nc1 Bd4+ 37. Kxg2
Qxe4+ 38. Qf3 {waarmee hij zowaar nog (kleine) winstkansen overhoudt.}) 33. Qc6
{Nu is alles weer in orde. Ik was van de schrik ook weer in een klap in
opperste concentratie geraakt en in de nu volgende slotfase vergat ik alles
wat er om me heen stond of gebeurde volledig. Dit heet 'met de schrik
vrijkomen'.} g5 34. Rd1 Be5 35. Qe6 Qb5 36. Qe7 Qb8 37. Qxg5 Bg7 38. h3 Qc7 39.
Qe7 Bf8 40. Qf6+ Bg7 41. Qe6 h6 42. Qe8+ Kh7 43. Nxf4 Qxf4 44. Qxd8 Be5 45.
Qe7+ Kg6 46. Qxe5 1-0
Een minpunt zijn de diagrammen - overduidelijk uit ruimtegebrek heeft uitgever New in Chess moeten besluiten om kleinere diagrammen te nemen dan gebruikelijk en dit is wel opvallend. Maar het is wel begrijpelijk dat in plaats van te schrappen in de geweldige tekst, andere halsgrepen zijn uitgehaald.
Zwart op wit. Verslag van een schakersleven is een absolute aanrader voor eigenlijk iedere Nederlandse schaker. Paul van der Sterren is een van de sterkste grootmeesters die Nederland gehad heeft en nu weten we dat hij ook een van de interessantste persoonlijkheden onder hen is!